Onlangs heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over de Vermogens Rendements Belasting (populair ook wel de Spaartax genoemd). ernst2

Een belastingplichtige had bezwaar gemaakt tegen de heffing van 1,2% belasting omdat hij bij lange na niet het door de wetgever verwachte rendement van 4% over zijn vermogen haalde.

De Hoge Raad heeft nu bepaald dat de wetgever een ruime marge heeft als het gaat om het maken van eenvoudige regelgeving en daarbij uit mag gaan van fictieve rendementen. Oftewel de Spaartax blijft in stand.

Maar bij tweede lezing van het arrest blijkt dat de deur niet volledig dicht is.

De Hoge Raad geeft namelijk een oordeel over de belastingaanslag die is opgelegd over het jaar 2011. De Hoge Raad schrijft in overweging 2.4.1.3 namelijk:

Dit stelsel zou slechts dan in strijd komen met artikel 1 EP indien zou komen vast te staan dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van vier percent voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is en belastingplichtigen, mede gelet op het toepasselijke tarief, zouden worden geconfronteerd met een buitensporig zware last (zie HR 3 april 2015, nr. 13/04247, ECLI:NL:HR:2015:812, BNB 2015/174). Indien deze onhaalbaarheid duidelijk zou worden en de wetgever ervoor kiest uit te blijven gaan van een forfaitair rendement, mag van hem worden verlangd dat hij de regeling aanpast teneinde de beoogde benadering van de werkelijkheid te herstellen.

Hieruit trek ik de conclusie dat het nog steeds loont om bezwaar te maken tegen de aanslag inkomstenbelasting als er over het vermogen in Box 3 belasting wordt geheven. De aangiften over het belastingjaar 2015 zijn ingestuurd en het daadwerkelijk rendement over de afgelopen periode kan (beduidend) lager blijken te zijn dan de fictieve 4% waarvan de wetgever is uitgegaan.

%d bloggers liken dit: